|

Seen from Space: Generaties hebben vergelijkbare mening over videoaanbod, maar in de praktijk zijn er verschillen

Seen from Space: Generaties hebben vergelijkbare mening over videoaanbod, maar in de praktijk zijn er verschillen

Op basis van een enquête die in werd uitgevoerd bij 3.500 respondenten uit het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland, heeft Boston Consulting Group (BCG) zowel goed als slecht nieuws voor de Europese audiovisuele sector.

In zijn uitgebreide rapport ‘How European broadcasters can compete with global streaming giants’, dat vorige maand werd gepubliceerd, toont het adviesbureau zich op sommige momenten geruststellend. Zo genieten nationale omroepen een zeer positief imago bij de ondervraagde consumenten: lokale spelers worden als relevant beschouwd, als betrouwbaarder dan sociale media inzake het gebrachte nieuws, en als essentieel voor de lokale cultuur.

Generaties hebben vergelijkbare mening over videoaanbod maar in de praktijk zijn er verschillen

Een mening die minstens 70% van de respondenten deelt. Zelfs binnen GenZ (grosso modo tussen 13 en 28 jaar) is deze positieve kijk op lokale media sterk aanwezig, met scores van 62% (betrouwbaarheid van het nieuws), 65% (relevantie binnen het medialandschap) tot 67% (belang voor creatieve content). Natuurlijk zijn senioren het nog duidelijker eens met deze drie stellingen, maar de brede steun is duidelijk. Tot zover het goede nieuws.

Het wordt wat minder positief wanneer je kijkt naar hoe het kijktijdgedrag verdeeld is over de verschillende generaties en videoplatformen. Volgens de – en dat is belangrijk – zelfgerapporteerde data, wordt het grootste deel van de kijktijd (41%) besteed aan streamingplatforms, lokaal of internationaal. YouTube wordt apart gerekend en vertegenwoordigt 12% van de totale videokijktijd. Lineaire televisie is goed voor ongeveer een derde (35%) van de totale kijktijd van alle respondenten. Alleen bij de oudere generaties, zoals generatie X en de babyboomers, is lineaire televisie nog dominant of in elk geval vaker bekeken dan streaming.

Echt negatief wordt het bij de vraag hoe mensen video kiezen. Hier zijn drie opties: op basis van een zender of kanaal, een specifiek programma of uitzending, of een platform zoals Netflix. Volgens de studie zijn platformen en zenders in het algemeen aan elkaar gewaagd: 37% van de respondenten begint hun kijktijd met het kiezen van een specifieke zender, terwijl nog eens 37% start via een platform als ze niet weten wat ze willen kijken. Bij jongeren is de ingang vaak het platform (in de helft van de gevallen), terwijl ouderen meestal beginnen met het kiezen van een kanaal (van televisie).

Kortom, het gemelde kijkgedrag komt niet per se overeen met het positieve imago dat respondenten hebben van lokale media. Ondanks het ontmoedigende (en misschien wat scherp geformuleerde) besluit dat Europese media bij gezinnen geruime tijd de eerste toegangspoort waren tot videocontent, maar dat er nu een einde komt aan dat tijdperk, komt BCG met zes aanbevelingen. Denk daarbij aan inzetten op lokale content, diversifiëren van inkomstenbronnen, aanwezigheid op zoveel mogelijk platforms, en – onvermijdelijk – het gebruik van kunstmatige intelligentie. De laatste aanbeveling betreft samenwerking met regelgevers: ook geen eenvoudige opgave.

Kortom, een degelijk onderzoek dat hier en daar wat nuance mist vanwege de gebruikte methodologie. Toch levert het een interessante basis voor discussie – en dat is op zich al waardevol.

Bron: Space
Auteur: Bernard Cools
E-mail: 
[email protected]
Telefoon: 02-6635733
Redactie: MM.

De newsletter

Al het nieuws over media en reclame elke dag

Gratis aanmelden
Newsletter
Adwanted Inscription